Bewegen

Beweging biedt niet alleen heel wat gezondheidsvoordelen. Actieve kinderen ontwikkelen ook betere sociale vaardigheden.

Buiklig

Wist je dat buiklig de motorische ontwikkeling van je baby stimuleert? Natuurlijk kan je baby zich tijdens de eerste maanden nog niet zelf op zijn buikje draaien. Daarom is het belangrijk dat je als ouder voldoende buiklig-momentjes inlast. Plezierig voor jou, stimulerend voor de baby!

Reflexen sturen de bewegingen

Een pasgeboren baby draait nog niet zelf op zijn buik en reageert enkel met reflexen op prikkels van buitenaf. Zo zal een baby zijn hoofd meestal draaien richting geluid. Tegelijk laat de baby toch specifieke bewegingspatronen zien. Als hij zijn hoofdje bijvoorbeeld draait, strekt hij zijn arm aan die kant en buigt hij zijn arm aan de andere kant. Deze reflex laat een baby zien tot ongeveer de leeftijd van zes maanden. Daarna kan hij zijn hoofdje draaien zonder dat zijn armen mee bewegen.

Het belang van buiklig

Leg tijdens wakkere periodes je baby regelmatig op zijn buik, ook al is hij nog maar een paar dagen oud. Buiklig stimuleert immers de motorische ontwikkeling. Door baby’s veel op hun buik te laten spelen, versterken ze zowel hun hoofd en nek als hun arm- en rugspieren.

Bouw de periodes in buiklig langzaam op van een tiental seconden tot meer dan twintig minuten. Sommige baby’s liggen niet graag in buiklig. Gelukkig kun je dit op een eenvoudige manier stimuleren. 

  • Leg je kindje in buiklig op jouw buik.
  • Leg je baby op zijn buik en ga ervoor liggen. Spreek of zing. Raak zijn kaakjes of oortjes aan. Of zorg voor andere leuke afleiding.
  • Masseer het ruggetje tijdens de buiklig.
  • Vanaf de tweede maand kun je je baby op een schuin oppervlak leggen of een opgerolde handdoek onder de schouder leggen zodat het hoofdje wat meer naar boven komt. 

Van kruipen naar stappen

Peuters trekken meer en meer op verkenning. Tijd dus om je huis baby-proof te maken. Voorkom gevaarlijke situaties en neem de nodige voorzorgen.

Trap opkruipen

Peuters kruipen rond en ontdekken de wereld. Zorg voor een gesloten traphekje zodat je kindje niet de uitdaging aangaat om alleen de trap op te kruipen.

Toch is een trap opkruipen een belangrijke vaardigheid die je je peuter onder begeleiding kunt aanleren. Het is een kruipvorm die je kind extra behendig maakt. Ook naar beneden kruipen met de buik gericht naar de trap is een vaardigheid die je vaak - en uiteraard onder begeleiding - moet oefenen.

Zich optrekken en lopen

Stilaan trekt je peuter zich op aan de meubels. Kijk eens rond in je huis en probeer gevaarlijke situaties tijdig te ontdekken. Een tafelkleedje met voorwerpen die naar beneden kunnen vallen leg je voorlopig best even in de kast.

Af en toe waagt je peuter ook zijn kans om alleen een stapje te zetten. Geef hem de tijd om dit op eigen tempo te doen. Laat je niet te vaak verleiden om zijn handjes vast te nemen en met hem rond te wandelen. Forceer de ontwikkeling niet! Leren stappen is immers een proces van – letterlijk – vallen en opstaan.

Eenmaal je peuter kan lopen, lijkt het alsof hij alleen nog maar loopt in versneld tempo. Geen zorgen: wanneer hij het lopen voldoende ontdekt heeft, komt het rustige stappen vanzelf terug.

Dansen

Heeft je peuter het stappen onder de knie? Dan zal hij geleidelijk ook andere evenwichtsvormen uitproberen, zoals het op de tenen lopen of ronddraaien. Hoe meer kansen je je peuter geeft, hoe sterker hij dit kan ontwikkelen.

Ook dansen is een fantastische bewegingsvorm. Als je je peuter veel laat bewegen op muziek, ontwikkelt hij een basisritmegevoel. En dat is dan weer van belang voor een goede tijdsperceptie.

Zelf stappen

Laat je kind regelmatig uit de kinderwagen zodat hij kan meestappen en de natuur kan verkennen. Door gras wandelen, op hobbelige wegen stappen, blaadjes oprapen, … zijn belangrijke prikkels voor de ontwikkeling.

Voldoende beweging voor je peuter en kleuter

Kinderen van 1 tot 6 jaar hebben gemiddeld drie uur beweging per dag nodig. Die beweging kan licht, matig of zeer intensief zijn. Je kunt heel wat variëren, afhankelijk van de leeftijd en wat je kind leuk vindt. Bijvoorbeeld: staand knutselen, springen, klauteren, buitenspelen, fietsen, spelen in het water … 

Voldoende beweging:

  • versterkt spieren en botten;
  • zorgt voor een gezond gewicht;
  • is belangrijk voor de groei;
  • stimuleert de ontwikkeling van de hersenen;
  • verbetert evenwicht, coördinatie en motoriek;
  • maakt kinderen zelfzeker en onafhankelijk
  • versterkt sociale vaardigheden. Kinderen die meer bewegen hebben vaker interactie met anderen.

Kinderen zet je het best niet langer dan een uur aan een stuk neer. Moeten ze toch lang stilzitten, bijvoorbeeld in de auto? Dan kun je regelmatig een beweegmoment inlassen.

Spelen om een evenwichtsgevoel te ontwikkelen

Laat je kleuter dansen, springen, rollen, klimmen, lopen, kruipen, met ballen spelen. Zo kan hij zijn evenwichtsgevoel beter ontwikkelen.

Oriëntatiegevoel

Vertellen wat je doet en vraagt, helpt een kleuter om de ruimte en zijn eigen lichaam beter te begrijpen (oriëntatiegevoel). Zeg bijvoorbeeld 'ga op de mat zitten', 'kruip onder de stoel'. Vermijd de woorden ‘hier’ en ‘daar’, want deze zijn te abstract voor je kleuter.

Buiten spelen

Laat je kind zoveel mogelijk buiten spelen. Het lopen op verschillende ondergrond, het voelen van de wind en de regen zijn belangrijk voor de zintuigelijke ontwikkeling.

Oogtraining

Haal leuke ballonnen en ballen in huis. Gegarandeerd succes! Omdat ballonnen traag bewegen, kan je kind ze goed volgen met zijn ogen. Spelen met ballonnen en strandballen is een goede oogtraining.

Evenwichtstraining

Evenwicht is de basis van goed kunnen bewegen (motorische ontwikkeling). Op één been staan, springen, draaien, dansen, de trap opkruipen, … Het zijn allemaal evenwichtsvormen die heel veel aan bod moeten komen. Zonder een goed evenwichtsgevoel kan een kind zich bijvoorbeeld moeilijker concentreren.

Vanaf twee jaar kun je je kind laten oefenen met een loopfiets zodat hij zijn evenwicht op een juiste manier kan ontwikkelen. Een fiets met zijwieltjes doet dit niet. Als een peuter op tweejarige leeftijd veel met een loopfiets speelt, merk je dat hij tussen drie en vier jaar vlotter overstapt op een fiets met trappers.